Natuur, ondernemen en recreëren gaan goed samen. Met wat spelregels. OZHZ houdt daarop toezicht in de hele provincie en betrekt u daarbij.
Dodaarzen danken hun naam aan hun korte, witte achterwerk. Dodaarzen zijn broedvogels van ondiepe en beschutte wateren. Duinmeren, uiterwaarden, vennen en brede sloten zijn geliefde broedplaatsen. Het drijvende nest ligt in riet of ruigte aan de waterkant. Dodaarzen leven van waterinsekten, schelpdieren en kleine visjes. In de broedtijd vormen insekten het grootste deel van het menu. De aanwezigheid van waterplanten is een belangrijke voorwaarde voor het voorkomen van deze markante kleinste fuutachtige. De dodaars jaagt op het oog op waterinsecten en visjes.
De dodaars komt in geheel Europa voor maar bereikt de noordgrens van zijn areaal in Zuid-Zweden.
Beken en meren, moeras, plassen.
Het nest wordt gemaakt in dichte oevervegetaties bestaat uit zeggen, rietgras, lisdodde en gele lis en bestaat uit allerlei plantendelen. Het nest drijft meestal op het water.
Een schuwe vogel, die zich verstopt zodra mensen ontwaard worden door te duiken en zich aan waterplanten vasthoudt, de snavel als snorkel gebruikend. Op deze manier kan de dodaars zich lange tijd aan het gezicht onttrekken. Dodaarzen duiken regelmatig.
Waterkwaliteit is waar het om draait voor de dodaars. Hoe zuiverder het water, hoe rijker het is aan waterinsecten. Bovendien is het belangrijk dat het water voldoende helder is: dodaarzen zijn oogjagers. De belangrijkste oorzaken voor de afname van de dodaars zijn dan ook de slechte waterkwaliteit als gevolg van inspoeling van meststoffen en verstoring tengevolge van water- en oeverrecreatie. Verbetering van de waterkwaliteit is de belangrijkste maatregel. Het uiterst voedselrijke water dat via de landbouwgronden in sloten, vaarten en meren terecht komt, leidt tot een sterke toename van voor dodaarzen als voedselbron ongeschikte witvis-soorten. Bovendien verarmt de onderwater-vegetatie én de daarbij horende rijkdom aan waterinsekten en weekdieren. De vertroebeling van het water (vaak verergerd door karpers) maakt het voor een oogjager als de dodaars extra moeilijk om de toch al minder talrijk aanwezige prooien op te sporen. Ook een onnatuurlijk waterpeilbeheer (laag in de winter en hoog in de zomer) leidt tot een afname van geschikte broedgelegenheid. In een aantal regio's lopen momenteel projecten van milieufederaties en/of waterschappen, die verbetering van de waterkwaliteit tot doel hebben. Gepleit moet worden voor het tegengaan van betreding van - delen van - oevers van geschikte wateren in de broedtijd, van maart tot begin juni. Het schonen van sloten en vaarten en het branden of maaien van oevervegetatie vlak voor of in de broedtijd dient voorkomen te worden.
Sinds 1990 een significante toename van meer dan 5% per jaar.
Jaarvogel. Vrij schaarse broedvogel; doortrekker en wintervogel in vrij klein aantal.
Little Grebe , Tachibaptus ruficollis.
Podicipediformes
Futen (Podicipedidae)
April tot juli
4, soms 3-5
2, soms 3
Vrij korte snavel, geschikt voor het eten van waterinsecten.
Voorzien van zwemvliezen.
Zeer compacte bouw en witte 'poederdons' als achterste.
Waterinsecten, schelpdieren en visjes.
© Copyright 2021 - Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid | Realisatie: Cosly.com