Natuur, ondernemen en recreëren gaan goed samen. Met wat spelregels. OZHZ houdt daarop toezicht in de hele provincie en betrekt u daarbij.
Oeverzwaluwen zijn weinig kieskeurige vogels van open terreinen. Het broedgebied moet aan twee belangrijke voorwaarden voldoen: Er moet een kale, zandige of lemige steilwand zijn, waarin de nestholen uitgegraven kunnen worden, en er moeten flink wat muggen of andere insekten rondvliegen, iets dat in de Nederlandse delta geen enkel probleem oplevert... Zoals de meeste insekteneters brengen oeverzwaluwen de winter door in Afrika; de Nederlandse broedvogels trekken vooral naar de Sahel-zone.
De oeverzwaluw komt voor in het hele palearctische en nearctische gebied; van Ierland tot het noorden van India, het zuidwesten van China, de Pacific en Noord-Amerika. Op Ijsland ontbreekt de oeverzwaluw, net als op spitsbergen en de eilanden in de Noordzee en de Atlantische Oceaan.
Beken en meren, oevers, buitengebied, rivieren
In rivier- en beekgebiede met steile oevers zoekt de oeverzwaluw naar insecten. Een grote kolonie oeverzwaluwen eet per dag tot wel enkele kilo's muggen!
graaft nestgang in zandige steilwand
Oeverzwaluwen trekken recht naar het zuiden, in een poging de afstand tot hun winterverblijf zo kort mogelijk te maken.
De Sahel, het steppegebied ten zuiden van de Sahara.
De Nederlandse oeverzwaluwen broedden van origine vooral in rivier- en beekoevers en stuivend duin. Met de vastlegging van deze van nature zeer dynamische gebieden verdwenen de voor de soort geschikte oeverwallen, waardoor het broedbestand flink afnam. Een deel van de vogels vestigde zich vervolgens in door mensenhand geschapen 'oeverwallen' als dijken, dijkcoupures, zandwinputten en opgespoten terreinen. Deze broedplaatsen brengen voor de vogels nogal wat risico's met zich mee, doordat ze gevoeldig zijn voor verstoring door goed- danwel kwaadwillende mensen.
De eerste degelijke schatting van het aantal broedende oeverzwaluwen stamt uit midden jaren zestig; zo'n 25.000 paar. Langs de grote rivieren kwamen nog kolonies van meer dan 500 paar voor! Midden jaren zeventig was het broedbestand door verlies van broedgelegenheid en droogte in de winterkwartieren geslonken tot 5000-8000 paar, een afname die zich doorzette tot 1985, toen met 3500 paren een dieptepunt bereikt werd. Sindsdien is sprake van een voorzichtige toename tot 8000-12.000 paar begin jaren negentig. Bolwerken zijn de grote rivieren, Drenthe en de oostelijke Delta.
Zomervogel. Vrij talrijke broedvogel; doortrekker in (vrij) groot aantal
Sand Martin, Riparia riparia
Passeriformes
Zwaluwen (Hirundinidae)
klein en zwart
klein en donker
bruinige zwaluw met witte onderzijde en borstband
insecten
© Copyright 2021 - Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid | Realisatie: Cosly.com