Natuur, ondernemen en recreëren gaan goed samen. Met wat spelregels. OZHZ houdt daarop toezicht in de hele provincie en betrekt u daarbij.
De snor is een broedvogel van dichtbegroeide oevers van meren, moerassen en kreken, die zijn nest bouwt in overjarig riet of kruidachtige vegetaties die in het water groeien. Het voedsel bestaat uit kleine ongewervelden, die uit de vegetatie of van de grond worden gesnapt. Snorren zijn trekvogels en brengen de winter door ten zuidoosten van de Sahara. De snor dankt zijn naam aan het de snorrende zang; het geluid lijkt op een laag zacht kookwekkertje.
De snor komt verspreid voor in geheel gematigd Europa; het voorkomen is gebonden aan dichte vegetaties van riet- en zeggenmoerassen.
Rietland en ruigte.
Brede, dichte, vochtige en natte vegetaties van jong- en overjaring riet en zeggen. Het nest wordt gemaakt in oud, staand riet (riet, lisdodde, galigaan). Een ondergroei van ruigtekruiden of oude, geknikte rietstengels, lijkt een belangrijke conditie te zijn.
Beweegt onopvallend door het riet of hoge vegetatie en is dan ook vaak lastig te zien.
Continentaal Europa
Afrika, ten zuiden van de Sahara, voornamelijk in rivierdelta's waar zich dichte riet- en zeggenmoerassen bevinden.
Het is niet geheel duidelijk in hoeverre de afname van de snor van doen heeft met problemen in de trek- en overwinteringsgebieden. Zeker is dat het onnatuurlijk waterbeheer ('s winters laag en 's zomers hoog) van veel door agrarisch gebied omgeven binnenwateren een rol speelt, evenals verdroging en verruiging van oevervegetatie en - plaatselijk - het omzetten van rietranden in akkerland. Daarnaast kan de toename van water- en oeverrecreatie en exploitatie van riet plaatselijk van belang zijn.
Deze echte moerasvogel broedde tot ver in deze eeuw in grote delen van westelijk Nederland. In het oosten was de verspeiding beperkt tot veengebieden en de grote rivieren. Omstreeks 1975 bedroeg de - daarvoor nooit becijferde - Nederlandse populatie 1750-3000 paar. Sindsdien is de snor bijna overal in aantal afgenomen, ook in de voormalige bolwerken in het Utrechts/Hollands plassengebied en de Friese meren. Rond 1990 werd de stand geschat op 1000-1600 paar. De belangrijkste broedgebieden bevinden zich tegenwoordig in Friesland, Flevoland, Noordwest-Overijssel en de Biesbosch.
Zomervogel. Vrij schaarse broedvogel; doortrekker in onbekend aantal.
Savi's Warbler , Locustella luscinioides
Passeriformes
Zangers (Sylviidae)
3 tot 6
Meestal 2
Spits
Bruinroze
Geen duidelijke kenmerken maar de zang is goed herkenbaar.
Kleine ongewervelden.
© Copyright 2022 - Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid | Realisatie: Cosly.com